Er kan niet veel fout gaan met een KNX-installatie, maar als er toch een elektrische storing optreedt, is het beter om het juiste diagnosegereedschap bij de hand te hebben om tijd en geld te besparen. Simon Buddle licht het allemaal toe.
In de zomer van 1987 kocht ik wat later de enige auto zou zijn die ik ooit zou bezitten, tot nu toe. Een kersrode Datsun Sunny. Ik heb ermee gereden tot de auto helemaal op was. Ik heb mijn Sunny gepoetst, de olie ververst, de verwarming gerepareerd en de alternator, de bougies en de koppelingskabels vervangen. Tegen de tijd dat de auto zijn roestige ondergang tegemoet ging, kende ik elke centimeter en kon ik alles repareren. Een handleiding van Haynes en een gereedschapstas, meer had ik niet nodig.
Til de motorkap van een moderne auto op en je krijgt een heel ander verhaal. Zonder de juiste diagnosesoftware en een USB-kabel zul je de storing nooit vinden, laat staan verhelpen.
KNX is robuust
Een van de vele redenen waarom ik van KNX hou, is de robuustheid van de KNX-bus. Je kunt de bus in bijna elke configuratie aansluiten. Met een data- of veiligheidskabel kun je de bus zelfs verlengen naar een plek zonder KNX-buskabel. De bus werkt via IP, RF of Powerline. Het is ongelooflijk wat je er allemaal mee kunt. De gedistribueerde intelligentie zorgt ervoor dat zelfs als één apparaat uitvalt, de rest van het systeem gewoon blijft draaien.
Voldoende vermogen
Vermogensberekeningen moeten deel uitmaken van het systeemontwerp van KNX: hoeveel apparaten zijn er en hoeveel stroom verbruikt de bus per apparaat? Als ik veertig kamerbedieneenheden van Jung in mijn project heb van elk 20 mA, krijg ik een geprojecteerde belasting van 800 mA. Dan hebben we nog niet gekeken naar de actoren en andere apparaten die op de bus zijn aangesloten. Ik moet mijn voeding dus dienovereenkomstig schalen en de installatie in een paar lijnen opsplitsen, waardoor ik één of misschien twee extra voedingen moet toevoegen.
Wat zit er onder de motorkap?
Net als bij moderne auto’s kan het een uitdaging zijn om te begrijpen wat er zich de KNX-bus afspeelt. We kunnen gerust stellen dat we dankzij de robuustheid van de bus zelden problemen hebben met beschadigde data. We kunnen de data lezen met de ETS-groepsmonitor. In het zeldzame geval dat data toch beschadigd zijn, kunnen we een oscilloscoop aansluiten op de bus. Zo kunnen we de digitale golfvorm lezen die de bus uitzendt en vinden we hopelijk de beschadigde data. Maar deze voorvallen komen zo weinig voor dat de oscilloscoop een dure aankoop lijkt. Storingen in de stroomtoevoer treden dan weer meer op. Een spanningsval is eenvoudig te meten, maar het stroomverbruik van de bus lezen, is een ander paar mouwen.
Diagnose van de voeding
Van een voeding met diagnosefuncties gebruikmaken is zinvol. Zo kun je zien of er storingen optreden in de bus. De drie meest voor de hand liggende en nuttige waarden die je kunt monitoren zijn de busspanning, -stroom en -last. Maar je kunt ook twee andere belangrijke aspecten meten: overbelasting en kortsluiting. Als de bus permanent overbelast is of kortsluiting maakt, zal dat tijdens de installatie worden aangepakt. Maar er zijn ook van die momenten dat het systeem perfect in orde lijkt en af en toe toch hapert. Mogelijk is een kabeluiteinde niet beveiligd, wat nu en dan kortsluiting in de bus geeft. Als je zicht hebt op het probleem, heb je een aanwijzing om het op te lossen.
We moeten er altijd over waken dat onze stroomvoorziening niet boven 80 % van de capaciteit uitstijgt. Het nut van de voedingsdiagnose kan niet worden overschat. Zelfs als je de eenheid gewoon bewaart als servicegereedschap om storingen op te sporen, zul je tijd en geld besparen. Als je de diagnostische voedingseenheid permanent installeert, kun je natuurlijk e-mailmeldingen instellen voor elk van de parameters. Zo kun je storingen sneller opsporen en verhelpen.
Conclusie
Een technicus laten komen om een probleem te verhelpen is niet goedkoop, maar technici telkens opnieuw laten opdraven voor terugkerende storingen is pas echt duur. Voor de klant komt het neer op een systeem dat niet werkt en een distributeur die de storing niet vindt of kan repareren. Hoe sneller we het probleem oplossen, hoe beter voor alle betrokkenen. Voor alle storingen of problemen geldt: hoe meer data we hebben, hoe gemakkelijker we ze kunnen verhelpen.
De empirische data van een busdiagnose brengen problemen in het elektriciteitsnet aan het licht die storingen kunnen veroorzaken. In het beste geval hebben we deze data helemaal niet nodig, maar zonder hebben we er helemaal het raden naar. Een diagnostische voeding is goedkoper dan de tussenkomst van een technicus. Wat mij betreft, is de rekening snel gemaakt. Met een diagnostische voeding kunnen we storingen niet alleen professioneler opsporen, we krijgen ook nuttige informatie om in de toekomst betere keuzes te maken in de ontwerpfase.
Simon Buddle, CEng MIET, is consultant bij Future Ready Homes, specialist in het ontwerp van BMS- en ELV-systemen.